Niveau 2»3: Van betrokken naar ontdekkend lezen
Transitie 3.1 | Van een enthousiaste naar een geïnteresseerde lezer | |
---|---|---|
Focus | Verbreden van de leesinteresses van de leerling | |
Doelen | Docentactiviteiten | Leerlingactiviteiten |
Verbreden van kennis en begrip van de wereld door middel van lezen. | Introduceert teksten die een nieuw licht werpen op onderwerpen waarin de leerlingen zijn geïnteresseerd (bijvoorbeeld Tweede Wereldoorlog, Griekse mythen, discriminatie, digitalisering). Moedigt leerlingen aan literatuur te gebruiken om meer diepgaande kennis over onderwerpen te vergaren en helpt ze boeken te kiezen. Werkt met andere docenten samen om lezen te integreren met andere schoolvakken, zoals geschiedenis, aardrijkskunde, maatschappijleer, gezondheid, vreemde talen, enzovoort. |
Maakt kennis met boeken die aansluiten bij interesses en gebruikt deze om na te denken over het onderwerp. Leest ook non-fictie over het onderwerp. Presenteert en bespreekt opvattingen over het onderwerp, waarbij ook wordt verwezen naar nieuwe inzichten en wat de leerling eventueel heeft geleerd. |
Evalueren van de ‘opbrengst’ van een boek. | Moedigt leerlingen aan een persoonlijke reactie te geven op wat ze lezen – waarom ze een bepaald boek wel of niet interessant, verrassend vinden in verhouding tot de ervaringen of kennis die het biedt. | Geeft persoonlijke reactie op het boek in de context van de eigen kennis van de wereld en van zichzelf. |
Ontdekken van en nadenken over ethische en morele kwesties. | Bevordert discussies in de klas over de morele dilemma's die in de teksten voorkomen. Benadert dilemma's vanuit verschillende perspectieven/belangen/principes. Selecteert passende fragmenten uit teksten en moedigt leerlingen aan om hierover te praten. Geeft stellingen. |
Denkt na over en bespreekt morele kwesties in de boeken; luistert, neemt een standpunt in, verandert van standpunt… |
Interesse ontwikkelen voor nieuwe boeken. | Houdt nieuwe ontwikkelingen bij. Toont kennis over nieuwe literatuur voor adolescenten en biedt informatie over hypes a la De Hongerspelen en nieuwe genres (young adult, cross-over, chicklit, comic, enzovoort). | Maakt kennis met vernieuwingen en met populaire hedendaagse auteurs uit binnen- en buitenland. |
Verbreden van interesse in verschillende genres. | Verbreedt de reikwijdte van de leeservaring en helpt de leerlingen grenzen te verleggen en nieuwe genres te ontdekken. Vraagt naar leeservaringen en vraagt door naar de criteria die leerlingen gebruiken om boeken te kiezen en persoonlijke leesdoelen te bepalen. Organiseert boekpresentaties van leerlingen. |
Ontdekt en bespreekt ervaringen met verschillende literaire genres die door de docent of klasgenoten zijn aanbevolen (romans voor adolescenten, allegorische verhalen, thriller enzovoort). Leest populaire genres (avontuur, fantasy, dagboeken, enzovoort) en geeft een presentatie aan klasgenoten. Gaat in op specifieke kenmerken. Denkt na over en wisselt uit speciale of nieuwe ontdekkingen tijdens en na het lezen. |
Transitie 3.2 | Van het opnemen van een verhaal naar het verkennen van verschillende betekenislagen | |
Focus | Modelleren van verkennend, analyserend lezen | |
Doelen | Docentactiviteiten | Leerlingactiviteiten |
Ontwikkelen van verbeeldingskracht en leren om de tekst nauwkeurig te lezen. | Moedigt leerlingen aan te voorspellen wat er gaat gebeuren in verschillende verhaallijnen of om ‘open plekken’ in te vullen. | Anticipeert op de ontwikkeling van het verhaal op basis van de informatie uit de tekst. Herstructureert (delen van) de verhaallijn als het verhaal is opgebouwd uit flashbacks of vele wisselingen in tijd. |
Kritisch nadenken over het gedrag van het personage. | Vraagt leerlingen zich in het personage te verplaatsen en hier hun mening over te geven. | Verdiept zich in het personage in bepaalde situaties en praat of schrijft over hoe hij of zij zelf zou reageren in dezelfde situatie. |
Reconstrueren van de ontwikkeling van een personage. | Helpt leerlingen om de ontwikkeling van de personages op een chronologische tijdlijn te plaatsen, inclusief hun relaties met andere personages. | Denkt na over het karakter van de personages; volgt hun ontwikkeling door zowel naar hun acties en gedachten als naar hun relaties met anderen te kijken. |
Onderscheiden en verwerken van meerdere verhaallijnen. | Moedigt leerlingen aan verschillende verhaallijnen te zien en te onderscheiden door specifieke opdrachten aan te bieden (bijvoorbeeld oorzaak en gevolg, chronologie van gebeurtenissen, tijdlagen). | Leert om meerdere verhaallijnen te onderscheiden en zoekt uit hoe die lijnen met elkaar zijn verbonden. |
Bewust worden van verschillende betekenislagen in de tekst. | Helpt leerlingen de verschillende betekenislagen in de tekst te identificeren (sociaal, psychologisch, historisch) door bijvoorbeeld te demonstreren hoe kennis van de historische context helpt om het gedrag van het personage te begrijpen of hoe een psychologisch fenomeen als verdringing of maatschappelijk fenomeen als ongelijkheid in het verhaal is verwerkt. | Legt historische, psychologische en sociale lijnen bloot in de tekst en probeert daar, eventueel samen met andere leerlingen betekenis aan te geven. |
Omgaan met complexe zinnen. | Biedt strategieën om complexe zinnen te verwerken, bijvoorbeeld door te laten zien hoe ervaren lezers omgaan met moeilijke teksten: een zin herlezen, verbanden leggen tussen hoofd- en bijzin, voornaamwoorden identificeren en kijken waar ze naar verwijzen, demonstreert dit door middel van de methode van hardop denken. | Neemt de tijd om complexe zinnen te verwerken en wordt zich bewust van tekstuele complicaties; gebruikt strategieën zoals door de docent gedemonstreerd. |
Herkennen van de rol van verteltechnieken. | Activeert kennis van de leerlingen over verteltechnieken zoals gebruikt in visuele media zoals films, tv-series, stripverhalen en games. Biedt teksten die het effect van verteltechnieken voor chronologie demonstreren, zoals flashbacks, vooruitwijzingen en wisselingen van tijd. Denk aan spanning, doseren van informatie, psychologische verdieping |
Geeft voorbeelden van hoe verteltechnieken worden gebruikt in populaire audiovisuele media. Reconstrueert logisch-chronologische verhaallijn (geschiedenis, sujet) Verkent de functie en het effect van flashbacks, vooruitwijzingen en wisselingen van tijd in teksten en andere media. Zoekt naar voorbeelden van bepaalde technieken in literaire teksten en andere media (film, strip, game etc.). |
Experimenteren met verschillende verteltechnieken. | Biedt creatieve schrijfopdrachten die helpen verteltechnieken te begrijpen. Modelleert: denkt hardop over verschillende mogelijkheden om een bepaalde gebeurtenis te vertellen (chronologie, perspectief, open/gesloten einde) Evalueert de producten van leerlingen op de effectiviteit van verteltechnieken (verkennend, niet technisch). |
Experimenteert met verschillende verteltechnieken door een verhaal te schrijven en/of een verhaal om te zetten naar een ander film of strip. |