Studenten niveau 6

Leeservaring

Beschikken over veelzijdige kennis van literaire teksten uit verschillende tijdperken, stijlen en culturen.

Interesses

Hebben zeer ruime interesses; ook belangstelling voor literaire stijl, esthetiek en auteurspoëtica.

Algemene kennis

Beschikken over veelzijdige historische en culturele kennis waarmee ze teksten in context kunnen plaatsen.

Literaire kennis

Kunnen teksten vanuit verschillende theoretische invalshoeken benaderen.

Boeken niveau 6

Stijl

Experimenteel, poëticaal en metapoëticaal taalgebruik.

Personages

Personages refereren wellicht aan klassieke archetypen.

Actie (spanning)

Actie is niet langer de belangrijkste drijfveer van de tekst.

Chronologie

Subjectieve en relatieve chronologie. Verschillende tijdlijnen en tijdsprongen.

Verhaallijn(en)

Meta-narratieve verhaallijnen.

Perspectief

Perspectiefwisselingen zijn niet transparant.

Betekenis

Intertekstuele, metanarratieve, concrete en abstracte motieven, alsmede subtiele leidmotieven.

Transities niveau 5»6

De transities voor dit niveau focussen zich op de volgende onderwerpen:

  1. Zelfstandig gebruik van literaire metataal

Studenten niveau 5

Leeservaring

Hebben veelzijdige ervaring met diverse literaire werken en genres.

Interesses

Staan open voor diverse thema’s en personages, en voor canonieke teksten en theoretische kwesties.

Algemene kennis

Hebben een hoge standaard van algemene kennis waarmee ze zich kunnen verhouden tot onbekende contexten.

Literaire kennis

Beschikken over instrumenten en begrippen waarmee ze over narratieve structuren en stijlen van boeken, films en drama kunnen communiceren.

Boeken niveau 5

Stijl

Moeilijke literaire taal, bijv. als gevolg van historische afstand.

Personages

Personages en relaties kunnen complex, ambigu en/of onvoorspelbaar zijn. Historische context van personages kan complex zijn.

Actie (spanning)

Actie is niet langer de belangrijkste drijfveer van de tekst.

Chronologie

Subjectieve en relatieve chronologie. Verschillende tijdlijnen en tijdsprongen.

Verhaallijn(en)

Veel met elkaar vervlochten verhaallijnen, die creativiteit van de lezer vereisen om ze te verbinden.

Perspectief

Perspectiefwisselingen zijn niet transparant.

Betekenis

Impliciet, multi-interpretabel. Verschillende betekenislagen en diversiteit van thema’s en contexten.

Transities niveau 4»5

De transities voor dit niveau focussen zich op de volgende onderwerpen:

  1. Gecontextualiseerd interpreteren
  2. Ambiguïteit als kenmerk van tekstinterpretatie

Studenten niveau 4

Leeservaring

Hebben enige ervaring met veeleisende literaire werken.

Interesses

Zijn geïnteresseerd in kwesties en thema’s die verder en dieper gaan dan de eigen ervaringen.

Algemene kennis

Hebben algemene kennis van de wereld en maatschappij die hen in staat stelt om een persoonlijke mening te onderbouwen.

Literaire kennis

Hebben kennis van narratieve categorieën (verteller, perspectief, plot, betekenis).

Boeken niveau 4

Stijl

Stilistische diversiteit en rijkdom; beeldspraak, ironie, toespelingen enz. Tamelijk transparant, soms ambigu.

Personages

Personages en relaties kunnen meer ambivalent en uiteenlopend zijn; soms weinig mogelijkheden voor identificatie.

Actie (spanning)

Verschillende ritmes in het actiepatroon: ook beschrijvingen, reflecties, dialogen, monologen.

Chronologie

Verschillende tijdlagen, niet-chronologische verhaallijn.

Verhaallijn(en)

Verschillende, impliciet met elkaar verbonden verhaallijnen.

Perspectief

Meerdere perspectieven (maar niet experimenteel).

Betekenis

Een zekere mate van ambiguïteit. Implicietheid en ‘open plekken’ vragen om analyse en reflectie.

Transities niveau 3»4

De transities voor dit niveau focussen zich op de volgende onderwerpen:

  1. Verdiepen van de leeservaring door analyse
  2. Functies en effecten van verteltechnieken
  3. Introductie in de literaire wereld

Studenten niveau 3

Leeservaring

Hebben goede ervaringen met jeugdboeken en/of populaire fictie voor volwassenen.

Interesses

Vinden het interessant om via boeken ‘vreemde’, nieuwe werelden te ontdekken.

Algemene kennis

Hebben van sommige onderwerpen tamelijk gespecialiseerde kennis.

Literaire kennis

Kennen sommige auteurs en enkele basale narratieve begrippen (tijd, plaats, karakter).

Boeken niveau 3

Stijl

Meer poëtisch taalgebruik, beeldspraak en enige ambiguïteit.

Personages

Complexere en minder voorspelbare personages en relaties. Identificatie is belangrijk.

Actie (spanning)

Spanning kan worden onderbroken en is niet altijd expliciet. Open einde.

Chronologie

Zowel flashbacks als vooruitwijzingen. Tijdsprongen kunnen impliciet zijn.

Verhaallijn(en)

Verschillende verhaallijnen die soms impliciet met elkaar zijn verbonden.

Perspectief

Perspectiefwisselingen zijn niet altijd duidelijk gemarkeerd.

Betekenis

Verschillende betekenislagen, die vragen om zich te verplaatsen in anderen.

Transities niveau 2»3

De transities voor dit niveau focussen zich op de volgende onderwerpen:

  1. Verbreden van de leesinteresses van de leerling
  2. Modelleren van verkennend, analyserend lezen

Studenten niveau 2

Leeservaring

Hebben enkele bevredigende ervaringen met boeken.

Interesses

Zijn voornamelijk geïnteresseerd in concrete sociale en persoonlijke problemen.

Algemene kennis

Hebben basale algemene kennis die is gevoed door eigen ervaringen en school.

Literaire kennis

Zijn zich bewust van eigen genrevoorkeuren.

Boeken niveau 2

Stijl

Suggestief taalgebruik. Eenvoudige beeldspraak.

Personages

Personages en relaties zijn uitgewerkt, en hebben vaak een voorspelbaar ontwikkelingsverloop.

Actie (spanning)

Aantrekkelijk, spannend plot. Suspense. Eventueel een open einde.

Chronologie

Meerdere, duidelijk gemarkeerde tijdsprongen.

Verhaallijn(en)

Meerdere verhaallijnen, maar deze zijn onderling duidelijk met elkaar verbonden.

Perspectief

Eventuele perspectiefwisselingen zijn duidelijk gemarkeerd.

Betekenis

Eenvoudige, eenduidige thematiek.

Transities niveau 1»2

De transities voor dit niveau focussen zich op de volgende onderwerpen:

  1. Introductie in de rijke wereld van boeken
  2. Interesse kweken bij leerlingen voor concrete onderwerpen en kwesties in fictie

Studenten niveau 1

Leeservaring

Hebben ervaring met het lezen van fictie.

Interesses

Zijn geïnteresseerd in vertrouwde onderwerpen. Accepteren een fantasiewereld.

Algemene kennis

Hebben alledaagse kennis die beperkt is tot de leefwereld van tieners.

Literaire kennis

Hebben basale genrekennis.

Boeken niveau 1

Stijl

Eenvoudig, levendig en voor leerlingen vertrouwd taalgebruik.

Personages

Weinig personages, die nauw aansluiten bij de leeftijd en verwachtingen van jongeren. Relaties zijn duidelijk.

Actie (spanning)

Aantrekkelijk, spannend plot. Gesloten en bevredigend einde.

Chronologie

Lineair, maar soms ook tijdsprongen om spanning te vergroten.

Verhaallijn(en)

Heldere verhaallijn.

Perspectief

Ik- of personale verteller.

Betekenis

Eenvoudige, aantrekkelijke thematiek voor jongeren.

Transities niveau »»1

De transities voor dit niveau focussen zich op de volgende onderwerpen:

  1. Motiveren en faciliteren
  2. Leesgewoontes en interesses onderzoeken